wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 onder meer in verband met een andere bekostigingswijze van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Reactie

Naam VAWO (dr. M-L. A. Jongsma)
Plaats Houten
Datum 10 mei 2016

Vraag1

Wat vindt u van het voorgestelde besluit?
Op grond van het ontwerpbesluit wordt het onderzoekdeel WO voor het aantal promoties en verleende ontwerperscertificaten tezamen beperkt tot 20%.
Echter, op basis van het huidige besluit wordt het deel van de onderzoekdeel wo voor het aantal promoties en verleende ontwerperscertificaten nog afzonderlijk bepaald.

Volgens de VAWO, vakbond voor de wetenschap, wordt met het conceptbesluit de bestaande perverse prikkel voor promoties in stand gehouden en wordt deze prikkel wellicht zelfs vergroot door de samenstelling van het aantal promoties en verleende ontwerperscertificaten.
De ingreep leidt wellicht tot een stabielere financiering, maar waarschijnlijk ook tot een lagere financiering eerste geldstroom en dus tot een bezuiniging. Om het huidige niveau van financiering te handhaven is het wenselijk dat het huidige bedrag dat verkregen wordt aan promotiepremies vast te zetten per universiteit en in de toekomst uit te keren als onderdeel van de vaste voet ter aanvulling van het onderzoekdeel van de eerste geldstroom. Daarmee verdwijnt het perverterende effect en wordt de onderzoekfinanciering duurzaam en stabieler.

Voorts is in het ontwerpbesluit niet duidelijk hoe de 4 tot 5 % andere middelen voor de onderzoekbekostiging "op een andere manier" zal worden ingezet. Op dit punt is meer zekerheid gewenst.
Universiteiten zouden volgens de VAWO echter primair op taakstelling (gewenste formatie/ docent-student ratio) bekostigd moeten worden dan op (perverterende) outputindicatoren. Hierbij treft u aan als bijlage de brief van de VAWO dd. 1 december 2015 aan de Vaste Kamer Commissie OCW, waarin wordt gepleit voor een ander financieringsmodel.”

Bijlage