Ontwerp-beleidsprogramma Klimaat
Reactie
Naam
|
VNP - namens Industriewerkgroep Innovatie (Dr. ir. APH Westenbroek)
|
Plaats
|
Hoofddorp
|
Datum
|
14 juli 2022
|
Vraag1
Wat vindt u van het voorgestelde beleid in de sectoren industrie, elektriciteit, gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw en landgebruik (Hoofdstuk 3)?
Reactie namens industriewerkgroep Innovatie. Het Ontwerp Beleidsprogramma benoemt de grote uitdagingen om de klimaatambities te realiseren. De industrie staat aan de vooravond van een grote transitie. Processen zullen drastisch getransformeerd worden naar CO2-neutraal: significant energie-efficiënter, procesinnovatie met doorbraaktechnologieën, elektrificatie, circulaire processen, biogene grondstoffen en vooral gebaseerd op hernieuwbare energie. Veel van de huidige industriële complexen zullen een grote transformatie doormaken. Dit vereist grote technologische innovaties. Ook wordt terecht benoemd dat deze technologische innovaties in de beginfase vaak nog relatief duur zijn. Het is goed dat de overheid waar nodig bedrijven ondersteunt om de transitie te maken door het tijdig en voorspelbaar beschikbaar maken van hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde infrastructuur. Bovendien zijn meerjarige innovatiesubsidies voor verduurzaming en innovatie belangrijk. Het is goed dat onderzocht gaat worden of het mogelijk en wenselijk is om industriële partijen die (kunnen) overstappen op het gebruik van hernieuwbare waterstof te ondersteunen. We willen hierbij graag benadrukken dat voor veel bedrijven (die geen hoge temperatuur warmte nodig hebben en geen waterstof als grondstof) de toegang tot en de financiële steun voor de inzet van duurzame elektriciteit een belangrijkere (en meer efficiënte en kosteneffectieve) voorwaarde. Ook is de beschikbaarheid van groene waterstof de komende 10 jaar naar verwachting zeer beperkt. We benadrukken verder dat de ontwikkeling en realisatie van benodigde technologische innovaties langjarige trajecten. Het overheidsbeleid zal hiertoe ook moeten inzetten op een langjarige focus op en steun voor de ontwikkeling en vooral de opschaling en realisatie van cruciale technische ontwikkelingen. Terecht wordt benoemd dat de benodigde beleidsmix per sector verschillend is, afhankelijk van de beschikbare alternatieven en mogelijkheden voor actoren om maatregelen te nemen. De benodigde steun is echter niet alleen per sector verschillend, maar ook per bedrijf. Generieke besparende maatregelen zijn veelal al genomen, het is tijd voor meer ingrijpende veranderingen. Veranderingen die moeten leiden tot significante energiebesparingen, maar voor elk bedrijf anders zijn. Dit vereist meer maatwerk, niet alleen voor de grote 10-20, maar ook via specifiek instrumentarium voor de grote groep kleinere ETS bedrijven. Zie reactie onder Vraag 4.
Vraag2
Wat vindt u van het voorgestelde beleid in de horizontale beleidsagenda's, waaronder de circulaire economie, het actieplan groene banen en de betrokkenheid van burgers bij het klimaatbeleid (Hoofdstuk 4)?
Geen opmerking; Zie onze aanbevelingen onder vraag 4.
Vraag3
Wat vindt u van de voorgestelde governance en uitvoering van het klimaatbeleid, waaronder de invullingen van de Rijksregie, de (wetenschappelijke) Klimaatraad en de inrichting van het brede maatschappelijke klimaatoverleg (Hoofdstuk 6)?
Geen mening
Vraag4
Welke mogelijkheden ziet u om het beleid opgenomen in het beleidsprogramma te verbeteren en/of te versnellen?
Faciliteer energiebesparing: Energie besparen is een van de meest efficiënte manieren om CO2 te reduceren en is essentieel om de klimaatdoelen te bereiken. Een lager energieverbruik verbetert op termijn de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Bovendien is het met een overall lager energieverbruik makkelijker om de hernieuwbare energie doelstelling te halen en vermindert het de belasting op reeds zwaar belaste infrastructuur. Deze hiervoor benodigde technologische innovaties betreffen vaak een combinatie van meerdere technologieën en proceswijzigingen, waardoor ze grote investeringen vragen. Dergelijke proceswijzigingen leiden vaak tot hogere operationele kosten. Ten eerste kunnen wijzigingen die ingrijpen op de kern van het productieproces leiden tot verlies van productiviteit en/of productiestabiliteit of het niet behalen van productkwaliteit, waardoor de operationele kosten sterk stijgen. Deze zijn bovendien vaak van tevoren niet goed in te schatten. Ten tweede gaan energiebesparende innovaties vaak gepaard met de transitie van gasgedreven naar elektriciteitsgedreven technologieën. Met een elektriciteitsprijs die momenteel minstens twee keer zo hoog is als de gasprijs, leidt een energiebesparing van minder dan 50% tot hogere operationele kosten. 
Het huidige en in ontwikkeling zijnde subsidie-instrumentarium (Veki, SDE++, Niki) biedt geen ondersteuning voor dergelijke energie- én CO2-emissie-reducerende initiatieven. Het gaat hierbij om vele projecten in alle industriële sectoren. Ook de binnen het MMIP 7 thema van de MOOI regeling ontwikkelde innovaties vallen hieronder. Er is dan ook grote behoefte aan een subsidie-instrument dat de implementatie van complexe procesinnovaties voor grote energiebesparingen stimuleert, waarvan de operationele kosten niet of nauwelijks dalen. 
Het bijgevoegde document geeft een toelichting en achtergrondinformatie op deze aanbeveling.
Het document gaat ook in op enkele overige aanbevelingen: eenvoud, transparantie, snelheid en continuïteit in het systeem van innovatie-instrumenten, een integrale bedrijfsindividuele en planmatige maatwerk-aanpak en een evenwicht tussen stok en wortel. 

Deze reactie is namens Industriewerkgroep innovatie.
Bijlage