Ontwerp-beleidsprogramma Klimaat

Reactie

Naam CBRE (Dhr. T.C.M. Habraken)
Plaats Amsterdam
Datum 7 juni 2022

Vraag1

Wat vindt u van het voorgestelde beleid in de sectoren industrie, elektriciteit, gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw en landgebruik (Hoofdstuk 3)?
Specifiek voor de gebouwde omgeving geldt dat het plan een stuk minder ambitieus is als verwacht (en gehoopt). Er staat eigenlijk niets in wat niet in lijn der verwachting is vanuit de Europese regelgeving en staande marktontwikkelingen. Naast de scherpte van de ambitie ontbreekt de koppeling met erkende standaarden, zoals deze in de markt gebruikt worden.
Het gehele plan op het gebied van de gebouwde omgeving zou een stuk simpeler en doeltreffender kunnen: we weten namelijk wat het einddoel is (in 2050 "Paris Proof"). Daar een nieuwe definitie voor uitwerken werkt verwarrend: in de markt worden de CRREM-definitie én de definitie van de DGBC gebruikt. Een derde definitie, met andere waarden en methoden zorgt niet voor een versnelling. Daarom lijkt het mij wenselijk deze normen van de markt over te nemen.

We weten ook dat (gezien de technische levensduur van installaties en gebouwschil) er nog één grootschalig renovatiemoment aankomt tot 2050. Dit moment moet derhalve in lijn zijn met "Paris Proof". Deze lijn doortrekkend naar nieuwbouw betekent dat het bouwbesluit ”Paris Proof" moet zijn. Alles minder doet afbreuk aan de ambities.
Als we vervolgens inzoomen: de verplichting om de slechtste 15% van de gebouwen te renoveren in 2027, en de volgende 15% in 2030. Hierbij moet gelden: deze verplichte renovatie moet naar "Paris Proof" (het einddoel) gaan, niet naar een tussendoel omdat we dan nodige kansen missen. Financieel gaat dit voor diverse van deze gebouwen erg lastig worden, dus hier zal een investeringsbijdrage van de overheid aan gekoppeld moeten worden om op korte termijn haalbaar te worden.

Het is logisch dat hier naar de slechtste gebouwen per sector gekeken wordt. Specifiek geldt hierbij dan een uitdaging voor logistieke gebouwen: pas in 2025 komt hier een labelsystematiek voor, en de slechtste 15% moeten in 2027 gerenoveerd zijn. Kortom: er is pas kort dag inzicht welke gebouwen het slechtst presteren, zodat de betreffende eigenaren nooit een goed doordacht plan kunnen maken.

De vraag is ook in hoeverre de energielabels, waaraan gerefereerd wordt, de juiste maatstaf zijn. Energielabels, zeggen slechts ten dele iets over efficiëntie en emissies, én betrekken de gebruiker van de vastgoed niet in discussie. Een systeem o.bv. daadwerkelijk verbruik per m2, waarbij de daadwerkelijke emissies ingeprijsd worden tot de verplichte renovatiemomenten, is effectiever. Local Law 97 uit New York zou hiervoor model kunnen staan.

Vraag2

Wat vindt u van het voorgestelde beleid in de horizontale beleidsagenda's, waaronder de circulaire economie, het actieplan groene banen en de betrokkenheid van burgers bij het klimaatbeleid (Hoofdstuk 4)?
De koppeling tussen de horizontale beleidsagenda's en het beleid in de sectoren onbreekt op sommige punten. Voor de gebouwde omgeving is een verdere specificering wenselijk: Welke carbon impact mogen de verplichte (energiebesparende) renovaties maximaal hebben? Wordt hierin vastgelegd wat de eisen aan circulariteit zijn, en hoe dit gemeten wordt (omdat een MPG-berekening in zijn huidige vorm beperkt bruikbaar is)?
Uiteraard is evident dat hier innovatie en experimenteerdrift gewenst is, maar dit mag meet- en weetbaarheid niet in de weg staan.

Vraag3

Wat vindt u van de voorgestelde governance en uitvoering van het klimaatbeleid, waaronder de invullingen van de Rijksregie, de (wetenschappelijke) Klimaatraad en de inrichting van het brede maatschappelijke klimaatoverleg (Hoofdstuk 6)?
Het idee van een Klimaatraad is sympathiek en waardevol. Voor maatschappelijk draagvlak is het wenselijk hier ook een "Burgerraad" aan toe te voegen. En bovendien: de bevoegdheden hiervan scherper te stellen. "gevraagd en ongevraagd adviseren" is vrijblijvend: welke macht heeft de Klimaatraad om handhaving van dit vastgestelde beleid af te dwingen? Welke middelen voor invloed heeft dit orgaan? Dit om te verhinderen, dat het een tandeloze tijger wordt.

Vraag4

Welke mogelijkheden ziet u om het beleid opgenomen in het beleidsprogramma te verbeteren en/of te versnellen?
Zie antwoord op bovenstaande vragen 1 t/m 3