Ontwerp-beleidsprogramma Klimaat

Reactie

Naam Dutch Green Building Council (DGBC) (M. Mooij)
Plaats Den Haag
Datum 13 juli 2022

Vraag1

Wat vindt u van het voorgestelde beleid in de sectoren industrie, elektriciteit, gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw en landgebruik (Hoofdstuk 3)?
De gebouwde omgeving wordt in de context van het beleidsprogramma gezien als verantwoordelijk voor de directe emissies. De impact van gebouwen is echter groter: ook de CO2-emissie van het elektriciteitsverbruik (energiesector) en de bouwmaterialen (industriesector) worden door het beleid van de gebouwde omgeving bepaald. In totaal komt de impact van de gebouwde omgeving dan tot 40%. `Scherpere regelgeving voor gebouwen kan daarmee de doelen van meerdere sectoren invullen. DGBC (Dutch Green Building Council), voornamelijk actief in de utiliteitsbouw, pleit voor deze integrale aanpak: naast doelen te stellen aan de warmtevraag, ook doelen te stellen aan het totale energiegebruik en emissies ten gevolge van het bouwproces (materiaalgebonden emissies). Een groot deel van de utiliteitsbouw in de gebouwde omgeving is via een portefeuille routekaart aan de slag met deze integrale aanpak. Men stuurt op het reduceren van het werkelijke totale energiegebruik. Daarbij heeft men behoefte aan concrete tussen- en einddoelen. Juist op de korte termijn moet progressie geboekt worden. DGBC heeft hier een voorstel voor gedaan aan de hand van WEii klassen, met Paris Proof in 2040 als einddoel. Deze WEii klassen -die besparingdoelen geven- kunnen uitstekend gecombineerd worden met energielabels in de EnergieKompas methodiek die ondersteund wordt door omgevingsdiensten. Het beleidsprogramma en de EPBD-4 zijn te weinig ambitieus. De genoemde labelplicht voor 2027 komt te laat, ook gezien het snel slinkende 1,5 graden CO2 budget. Ambitieuze energiebesparing (ook op de meter) moet het startpunt zijn, want wat je niet verbruikt hoef je ook niet duurzaam op te wekken. Vertrouwen op de verduurzaming van de elektriciteit en warmtenetten alleen kan de oplossing niet zijn: er is simpelweg onvoldoende duurzame energiepotentieel in Nederland, en de netten zijn niet berekend op deze capaciteit. Tenslotte is het draagvlak voor nog meer duurzame energieproductie steeds minder aanwezig.

Vraag2

Wat vindt u van het voorgestelde beleid in de horizontale beleidsagenda's, waaronder de circulaire economie, het actieplan groene banen en de betrokkenheid van burgers bij het klimaatbeleid (Hoofdstuk 4)?
Met betrekking tot circulariteit: hier kan de bouw een belangrijke bijdragen in leveren. De bouw is verantwoordelijk voor 11% van de CO2-emissie, en met de grote renovatieopgave en in de komende 10 jaar nog een miljoen woningen te bouwen, zal dit alleen al een enorme aanslag doen op het beschikbare CO2 budget. De wijze waarop gebouwd en gerenoveerd wordt is cruciaal: er zal meer hergebruik en biobased moeten worden. Dan kan door eisen te stellen aan bouw- en renovatieprojecten en uiteraard deze industrieën zelf grenswaarden en CO2 belasting op te leggen. De overheid kan hier ook duidelijk zijn stempel drukken door duurzaam en circulair inkopen verplicht te stellen. Verder zal aandacht voor de R-ladder, met zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van bestaande bouwstructuren en materialen winst opleveren, zowel aan de grondstof, CO2 als arbeidstekort zijde. Het doel moet zijn een een integrale afweging te maken tussen materiaalinzet, kosten/ betaalbaarheid en CO2 impact. De beschikbaarheid van banen is een grote zorg. De bouw is complex, zowel het bouwen zelf als het advies- en handhavingstraject. Op beide fronten zal meer standaardisatie en automatisering moeten komen. Een digitale bouwcatalogus die projectoverstijgend werkt en 80% standaard uitwerkt helpt bij de versnelling omdat het schaarse arbeidskapitaal kan worden ingezet op de 20% specials die moeten worden uitgewerkt. De gebruikers en eigenaren kunnen zelf eerste stappen zetten door hen zelf bewust maken van hun energiegebruik en besparingsmogelijkheden. Dat kan snel door inzicht te geven in hun energiegebruik per m2 ten opzichte van de benchmark vanuit een goed datastelsel en daarbij de tools te verschaffen die inzicht geven in besparingskansen. Stimuleren van maatregelen zoals BTW-verlaging voor deze oplossingen zou een goede eerste stimulering kunnen zijn. Ten tweede door de hele keten te betrekken in de bewustwording en handhaving, zoals banken, makelaars, overheidsinstellingen en taxateurs. Tenslotte in de uitvoering: het stroomlijnen van de aanbodzijde met het aanbieden van gestandaardiseerde en geïndustrialiseerde oplossingen.

Vraag3

Wat vindt u van de voorgestelde governance en uitvoering van het klimaatbeleid, waaronder de invullingen van de Rijksregie, de (wetenschappelijke) Klimaatraad en de inrichting van het brede maatschappelijke klimaatoverleg (Hoofdstuk 6)?
Om het benodigde tempo te kunnen maken is harmonisatie en eenduidigheid in regelgeving een vereiste: heldere -korte termijn- tussen- en einddoelen en eenduidige methoden. Daaronder valt ook eenduidig inzicht geven in kosten en baten van maatregelen. Het spreken van een taal is belangrijk voor bouwpartijen en beleggers die vaak nationaal werken en met meerdere gemeenten; regelingen, meetmethoden en handhavers te maken hebben. Branches kunnen een belangrijk rol spelen in het benaderen, helpen en monitoren van sectoren, zij kennen hun sector hebben het vertrouwen. We steunen van harte de wens om tot een dashboard te komen. Het gaat om de werkelijk energiereductie en deze moet langjarig in een uniform dashboard gemonitord worden om ontwikkelingen te kunnen zien door de hele keten heen. Dit dashboard moet de connectie vormen tussen de prestaties op gebouw, vastgoedportefeuille en sectorniveau. CBS en VIVET hebben hier al een start mee gemaakt waarop voortgebouwd kan worden.

Vraag4

Welke mogelijkheden ziet u om het beleid opgenomen in het beleidsprogramma te verbeteren en/of te versnellen?
Versnelling is zeker nodig. De les is dat er een efficiency-winst in (utiliteitsbouw) gebouwen bestaan van zeker 20%. Dat kan met slimme technologie opgelost worden, maar ook met inzicht en bewustwording. Juist nu er 5 miljard m3 Russisch gas bespaard kan worden, zou dat een no-brainer moeten zijn. We weten uit een EIA-rapport dat 1% investeren in energie-efficiency tot 2,6 % gas kan besparen. Gezien urgentie van de leveringsproblematiek zullen harde keuze overwogen moeten worden om deze besprong ook echt af te dwingen in het individuele en algemene belang. Inzicht is daarbij belangrijk: eigenaren en gebruikers moeten weten hoe hun gebouw presteert ten opzichte van de benchmark. Omdat de invoering en verplichting van energielabels in alle sectoren nog een aantal jaren zullen duren, stelt DGBC voor om het energiegebruik als indicator te gebruiken en dit mee te nemen in de -te intensiveren- handhaving van de Wet Milieubeheer. De regeling om pas te hoeven investeren wanneer dit binnen 5 jaar is terugverdiend is een achterhaald principe. Hierbij zou er juist gekeken moeten worden naar technologieën die 50% energie-efficiënter zijn dan de huidige installatie. Duurzaam inkopen moet de norm worden. Daarna kunnen energielabelverplichting en werkelijk verbruik goed naast elkaar bestaan. De labelverplichting zorgt voor het uitvoeren van maatregelen: de check op het werkelijk verbruik zorgt dat het gebouw naar behoren presteert. De door TVVL en DGBC ontwikkelde EnergieKompas methode combineert deze beide gecertificeerde methoden. Met grote partijen en sectoren kunnen via convenanten afspraken gemaakt worden om doelen te behalen. In commercieel vastgoed is deze rapportage al gebruikelijk, via de GRESB/ CRREM. Meer sectoren zouden deze werkwijze kunnen volgen en doen het in feite al via de portefeuille routekaarten. DGBC heeft voor meerdere sectoren ‘pathways’ opgesteld. Deze bewezen koplopers zouden daarmee minder administratieve lasten moeten krijgen. Om de CO2 impact van bouwmaterialen te reduceren, dienen voor de grote renovatieopgave en bouwprojecten (woningen, logistiek) CO2 doelen opgesteld worden voor het materiaalgebonden emissies. Hierbij is een synergie tussen sectoren mogelijk wanneer de landbouw zich meer gaat richten op de teelt van biobased bouwmaterialen en daarmee in plaats van stikstof en CO2 uit te storen, CO2 op gaat slaan.