Ontwerp-beleidsprogramma Klimaat

Reactie

Naam Nationaal Lectorenplatform Gebouwde Omgeving (P. Savanovic)
Plaats NL-GO
Datum 14 juli 2022

Vraag1

Wat vindt u van het voorgestelde beleid in de sectoren industrie, elektriciteit, gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw en landgebruik (Hoofdstuk 3)?
In het ‘ontwerp beleidsprogramma klimaat’ wordt voor de gebouwde omgeving verwezen naar het ‘beleidsprogramma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving’. En daarin wordt expliciet onder programmalijn 5, ‘innovatief en duurzaam bouwen’, de inmiddels opgerichte TKI Bouw en Techniek genoemd. Lectoraten uit verschillende hogescholen zijn al langer bezig om samen de meerwaarde van praktijkgericht onderzoek in grotere programma’s in te brengen, omdat het nodig is om vernieuwing en innovatie nadrukkelijker via samenwerking i.p.v. (enkel) concurrentie aan te jagen. Lectoren willen georganiseerd werken aan verschillende programmalijnen en MMIP’s, waarbij we via Nationaal Lectorenplatform Gebouwde Omgeving (NL-GO) voor een snelle input vanuit én een snelle implementatie in verschillende regio’s kunnen zorgen.

Vraag2

Wat vindt u van het voorgestelde beleid in de horizontale beleidsagenda's, waaronder de circulaire economie, het actieplan groene banen en de betrokkenheid van burgers bij het klimaatbeleid (Hoofdstuk 4)?
Een specifieke meerwaarde van praktijkgericht onderzoek ligt in het feit dat het acteert in de ‘quadrupel helix’, waarbij burgers, overheid, bedrijven en kennisinstellingen samenwerken. Het maakt participatie en actieve betrokkenheid van burgers in het proces van co-creatie en kennisontwikkeling tastbaar voor alle betrokkenen. Dit gebeurt doorgaans in vorm van ‘field labs’ en ‘communities of practice’, waaruit korte verbindingen met laboratoria en bouwprojecten gemaakt worden. Gebruikmakend van prototypes als ‘intermediaire objecten’ wordt een onderlinge dialoog op gang gebracht en worden stappen gemaakt in doorontwikkeling en implementatie. Het ideaalbeeld zijn bouwprojecten in regionale programma’s als ontwikkelomgevingen, waarin het ook mogelijk is om gedeeld voortschrijdend inzicht door te laten werken in, én door alle fasen van het bouwproces heen; van initiatief en opgave definitie, tot integraal ontwerp, uitvoering en (her)gebruik.

Vraag3

Wat vindt u van de voorgestelde governance en uitvoering van het klimaatbeleid, waaronder de invullingen van de Rijksregie, de (wetenschappelijke) Klimaatraad en de inrichting van het brede maatschappelijke klimaatoverleg (Hoofdstuk 6)?
Zoals ook aangegeven in de reactie vanuit de Vereniging van Hogescholen, worden we graag in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van nationaal en regionaal beleid en de vormgeving van beleidsinstrumenten. We dragen heel graag bij, zien een belangrijke rol voor ons en onze onderzoekers en studenten weggelegd – en daarom ook in de governance van het geheel.

Vraag4

Welke mogelijkheden ziet u om het beleid opgenomen in het beleidsprogramma te verbeteren en/of te versnellen?
Door bottom-up ervaringen op basis van verschillende good practices te bundelen, waardoor we sneller en gerichter kunnen reageren op de context specifieke vragen en uitdagingen. Hetgeen resulteert in snelle uitwisselingen tussen regionale doorontwikkeling (van producten, diensten, organisatie en business modellen) met generiek beleid en kennis op nationaal niveau, om elkaar daadwerkelijk uit te dagen en te helpen. Kort samengevat: o Nationale vraag/uitdaging/opgave < > Regionale (re)actie en aanscherping o Generieke richting < > Specifieke uitwerkingen o Generieke conclusies < > Specifieke gemaakte regionale implementatie Regionale divergentie dus, in combinatie met nationale convergentie. Dit type co-creatie middels gelijktijdige ontwikkeling van ‘vraag en aanbod’, dat in veel bouwpraktijken op het niveau van integratie tussen verschillende disciplines en samenwerking tussen bouwprofessionals uit deze disciplines en (eind)gebruikers al toegepast wordt, vereist echter ook een actieve mee-ontwikkelrol van overheid en opdrachtgevers om te kunnen komen tot brede versterking van innovatie en versnelling van de aanpak.