Wetsvoorstel verbetering rechtspositie en rechtsbescherming mbo-student
Reactie
Naam
|
mboRijnland (J van Duuren)
|
Plaats
|
Leiden
|
Datum
|
25 januari 2020
|
Vraag1
Bent u van mening dat dit wetsvoorstel zal bijdragen aan de rechtspositie en rechtsbescherming van mbo-studenten?
De rechtspositie en rechtsbescherming van de student zal niet zo zeer veranderen, aangezien dergelijke klachten-, bezwaar- en beroepsmogelijkheden bij mboRijnland reeds opgenomen zijn in de Onderwijsovereenkomst en bijbehorende studentenstatuut.
De rechtsbescherming was dus reeds aanwezig, maar door het instellen van een andere beroepsgang zal de wijze van rechtsbescherming veranderen.
Artikel 7.5.1 Toegankelijke faciliteit (klachten):
Een dergelijke faciliteit is bij mboRijnland aanwezig in de vorm van een ‘digitaal meldpunt’, waar alle vormen van meldingen, klachten, bezwaren en beroepen ingediend kunnen worden.
De termijn zoals genoemd in artikel 7.5.1 lid 4 van 6 weken is voor mboRijnland en haar studenten onwenselijk lang, aangezien dit tot gevolg heeft dat er een langere tijd van onzekerheid ontstaat voor studenten. Een bezwaartermijn van twee weken op dergelijke essentiële besluiten voldoet.
Artikel 7.5.9 Aansluiten bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs:
Dit is vanuit mboRijnland niet wenselijk. Aansluiten op de reguliere rechtsgang is voor mboRijnland plausibel.
Vraag2
Bent u van mening dat dit wetsvoorstel de regeldruk voor instellingen zal verlichten?
Afschaffen onderwijsovereenkomst: Ja.
Het afschaffen van de verplichte onderwijsovereenkomst betekent weliswaar niet dat er geen vervangend document in het leven geroepen dient te worden om de inschrijving van de student bij een mbo instelling te bevestigen.
Echter, dit kan op een meer pragmatische manier worden ingeregeld, hetgeen voor vermindering van regeldruk zal zorgen.
Artikel 8.1.3 Afspraken met betrekking tot extra ondersteuning
Het voorstel schrijft voor dat voorafgaand aan de inschrijving van een deelnemer die extra ondersteuning behoeft in verband met handicap of chronische ziekte, nadat met deze deelnemer schriftelijke afspraken zijn gemaakt over deze ondersteuning.
Dit lijkt een wenselijke situatie, maar de ervaring leert dat dit niet in alle situaties haalbaar is. Onder andere omdat studenten bij aanmelding en aanvang van de opleiding niet altijd volledig bekend zijn met de benodigde en mogelijke ondersteuning of studenten niet altijd aangeven ondersteuning nodig te hebben. mboRijnland kan zich vinden in een termijn van tien weken na inschrijving, ervan uitgaande dat de mogelijkheid bestaat dat ondersteuningsvraag tijdens de opleiding bijgesteld kan worden.
Artikel 8.1.7c en 8.1.7d Schorsing en verwijdering
mboRijnland kent een dergelijke regeling met vastgestelde procedures rondom schorsen en verwijderen, die aansluit bij de bepalingen uit het wetsvoorstel.
Het voorstel om schorsingen voor langer dan één dag te melden aan de inspectie zorgt voor een onnodige verzwaring van administratieve verplichtingen. Dit geldt ook voor het in kennis stellen van de inspectie over een definitieve verwijdering, maar zeker voor het voorstel uit lid 3, waarin opgenomen is dat het bevoegd gezag overleg pleegt met de inspectie ingeval van definitieve verwijdering van deelnemers op wie de Leerplichtwet 1969 van toepassing is.
mboRijnland is van mening dat het in kennis stellen van en overleggen met de inspectie zorgt voor extra (administratieve) lasten. Wel kan mboRijnland zich voorstellen dat ingeval van verwijdering (ook in het kader van 8.1.7 lid 2) in het kader van warme overdracht op bestuurlijk niveau overleg plaatsvindt tussen beide onderwijsinstellingen.