Subsidieregeling stimuleren virtuele internationale samenwerkingsprojecten hoger onderwijs
Reactie
Naam
|
De Haagse Hogeschool (dr. J.M.H.J. Beelen)
|
Plaats
|
Den Haag
|
Datum
|
9 april 2021
|
Vraag1
Biedt de subsidieregeling voldoende flexibiliteit om het subsidiebedrag naar benodigde inzet te kunnen benutten?
Initiatieven voor VIS komen vaak van individuele docenten en zijn daarmee bottom-up en gecontextualiseeerd in opleidingen. Dat is een sterk punt dat we willen behouden. Deze regeling sluit daarbij aan. Daarnaast stelt deze regeling instellingen ook in staat regie te voeren over COIL-praktijken.
Over de term ‘VIS’: Sommige collega’s hebben erop gewezen dat er al veel verwarring over terminologie bestaat (Virtual exchange, COIL, telecollaboration, etc.) en dat er geen behoefte bestaat aan nog meer termen. Anderen wijzen erop dat VIS een adequate term is en dat er behoefte was aan een Nederlandstalige term.
Vraag2
Sluit de subsidieregeling goed aan bij de behoefte in het veld om een virtueel internationaal samenwerkingsproject te ontwerpen of te herzien?
Het is een sterk punt van de regeling dat bij de ontwikkeling van VIS-praktijken onderwijskundigen worden betrokken. Echter, in veel gevallen zijn zij nog niet eerder bij internationalisering betrokken geweest en niet altijd voldoende voorbereid om docenten te ondersteunen in het ontwerpen van Collaborative Learning met een internationale dimensie. Instellingen zullen dus
Gezien het belang dat de regeling hecht aan de betrokkenheid van onderwijsontwikkelaars en aan leeruitkomsten is het logisch om onder punt 5. (subsidieaanvraag) niet alleen een activiteitenplan op te nemen maar ook een aparte categorie’ leeruitkomsten’, waarvan het activiteitenplan een afgeleide zou moeten zijn. Onze ervaring is dat leeruitkomsten voor VIS vaak te breed zijn geformuleerd en daarom moeilijk toetsbaar.
In de regeling wordt VIS beschouwd als een alternatief voor mobiliteit. Mobiliteit wordt in het beleid van het Ministerie en door vele anderen nog altijd gezien als de belangrijkste vorm van internationalisering, hoewel daarmee slechts ca. 5% van de studenten wordt bereikt. Wij zien een geïnternationaliseerd curriculum voor alle studenten als de basis van internationalisering. VIS is een van de instrumenten om een curriculum te internationaliseren voor alle studenten.
Echter, in veel gevallen bereikt VIS niet alle studenten. Dit geldt vooral in opleidingen met veel studenten, waarin het een uitdaging is om voldoende partnerschappen te vormen. De regeling zou voorrang moeten bieden aan initiatieven die alle studenten bereiken, en minder aan VIS in keuzevakken of minoren, omdat deze niet alle studenten bereiken.
VIS kan mobiliteit bevorderen, Het is van belang aanvragen te stimuleren voor VIS vroeg in een opleiding, zodat er tijd overblijft voor studenten daarna om fysiek mobiel te worden.
VIS is slechts een van de componenten van een geïnternationaliseerd curriculum. Onder punt 5. Zouden aanvragers moeten aangeven hoe deze VIS-praktijk zich verhoudt tot andere componenten van internationalisering.
Bijlage