wet natuur

Reactie

Naam Ing. J.A. de Raad
Plaats Bodegraven
Datum 15 november 2011

Vraag1

(1) Dragen de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de huidige natuurwetgeving bij aan de balans tussen ecologie en economie?
(2) Is het voorliggende wetsvoorstel voor de praktijk duidelijk en uitvoerbaar?
(3) Heeft u verder nog opmerkingen over de inhoud van het wetsvoorstel en de toelichting?
1) Absoluut niet. De vraag suggereert dat de balans is ‘doorgeslagen’ ten gunste van de ecologie (natuur) en dat dit gecorrigeerd zou moeten worden. Het tegendeel is waar: terwijl de economie grosso modo jarenlang gegroeid is, gaat het met de biodiversiteit en de natuur voortdurend bergafwaarts. Ergo: de natuur heeft juist een forse extra steun in de rug nodig om ons nationale natuurlijk erfgoed te bewaren. De ontwikkeling van een overheid die de natuur ruimhartig beschermt naar een overheid die natuurbeleid reduceert tot iets wat vooral hinderlijk is, is volstrekt uit den boze.
(2) Nee. Het wetsvoorstel creëert op veel punten meer onduidelijkheid voor burgers, bedrijfsleven, en bestuurders. Diverse passages in het voorstel kunnen op meerdere manieren worden uitgelegd.
(3) A. Beschermde soorten. In het wetsvoorstel verliezen veel dier- en plantensoorten hun bescherming, ook planten en dieren die nu op de rode lijsten staan en dus ernstig bedreigd zijn. Dit is volkomen ongewenst.
B. Vogelsoorten waar Nederland een internationale verantwoordelijkheid voor draagt omdat een substantieel deel (bijvoorbeeld smient 50%, kolgans 70%) van de Europese populatie in Nederland broedt of overwintert dienen niet als bejaagbare soorten te worden aangewezen.
C. Natuurgebieden die niet onder Europese regels vallen, worden in het voorstel niet meer beschermd door het Rijk. Voor alle natuurgebieden in Nederland dient (minstens) de huidige bescherming te worden gehandhaafd waaronder dus de bescherming op stilte, donkerte en ongereptheid voor de Natura 2000-gebieden.
D. Het meest verontrustend is dat het voorstel voor de nieuwe 'Wet natuur’ elke wetenschappelijke onderbouwing mist. Het enige dat kennelijk telt is dat de economie zo ruim mogelijk baan wordt geboden. Of we straks een land hebben waar we wel kunnen werken, maar waarin niet alleen de natuur nog verder gemarginaliseerd is, maar daarmee ook ons wonen, léven (dat is meer dan ‘in leven blijven’) en welzijn, doet er -het voorstel bestuderend- kennelijk niet toe. Ik herhaal daarom een deel van het antwoord bij vraag 1: de ontwikkeling van een overheid die de natuur ruimhartig beschermt naar een overheid die natuurbeleid reduceert tot iets wat hinderlijk is, is volstrekt uit den boze.